Speech Cultuurprijs Poperinge

Op 21 november 2024 kreeg ik de Cultuurprijs van de stad Poperinge. Een gelegenheid om even mijn culturele leven te overlopen, maar vooral mijn voorgangers, leermeesters en kompanen in de misdaad te bedanken. De integrale speech kan je hieronder lezen.


het jongentje zitten boven op het duin
het is wel honderd meter hoog
zo hoog zat werkelijk nog niemand
want hij ziet engeland

kijk hem zijn best doen op zijn fiets
hij gaat zo hard dat je hem bijna niet ziet
wedden dat hij de honderd haalt
voor hem is dat niets

het is een wedstrijd
het is een wedstrijd
het is een wedstrijd die je niet winnen kan
het is een wedstrijd
het is een wedstrijd
en het gaat maar tegen één man

papa kijk dan
papa kijk dan
papa kijk dan naar mij
papa kijk dan
papa kijk dan
papa kijk dan naar mij (Bram Vermeulen)


 Dag vake, moe je nu een keer iets weten

 Ze hebben mij hier een prijs gegeven

 Nie zomaar een prijs ter elfder uur

 Maar de Poperingse prijs voor cultuur

 Dag, moeke hoe gaat het daarboven

 Je moet een keer horten, want je gaat ’t niet geloven

 Ze hebben mij hier een prijs gegeven

 Zou ik nu ook moeten stoppen van leven

 Een prijs voor cultuur, van ’t moment dat ze ’t mij meldden

 Moest ik denken aan dat liedje van Wannes van de Velde

 Een zanger is een groep, da zing ik en da meen ik

 Een liedje zingt ge nooit of ’t nooit allenig

 Zonder al d’ander zoudt dat nie gaan

 ’t Is waar Wannes, g’hebt gelijk

 Zoals in al uw liedjes met uw klare kijk

 Een zanger is een groep, da klopt gelijk een bus

 We zijn niet d’enige clowns in ’t artistieke circus

 Elke kunstenaar of knutselaar

 Elke prutser, elke rijmelaar

 Elke zogenaamde artiest zit op de schouders

 Van roemruchte, voorbeeldige voorouders

 We luisteren en lezen

 We kijken en stelen 

Beter goed gejat dan slecht bedacht 

Dus merci, merci oh God Apollo 

Merci Euterp’ en Melpomena 

Homerus, Ovidius en Sofokles 

Molière, Shakespeare en Cervantes 

Dickens, Chaucer, Multatuli 

Joyce en Claus en Sally Rooney 

Johan Anthierens, Kees van Kooten 

Jacques Tati en Monty Pyton 

Piaff, Brassens, Cabrel en Ferré 

Merci meester Robert en meneer Roger 

Picasso, Van Eyck en Van Gogh 

En nog, en nog, en nog 

Meryl Streep en Woody Allen 

Jan Decleir en Johan Leysen 

Christy Moore en Billy Bragg 

Herman van Veen en Youp van ‘t Hek 

Ach, ‘t zijn der zoveel, te veel om op te noemen 

Te veel om te bedanken, te eren en te roemen 

De maten en kompanen 

De partners in de misdaad 

De dromers en de drinkers 

De kotsers en de stinkers 

De voze en de blinkers 

De altijd achterophinkers 

’t zijn brede schoenen om in te staan 

Maar ze maken de last minder zwaar belaan 

tien keer achter elkaar kan hij het al
deze jongen kan alles met een bal
zeker weten dat hij tot de honderd komt
die bal komt nooit meer op de grond

kijk maar
kijk maar

het is een wedstrijd
het is een wedstrijd
het is een wedstrijd die je niet winnen kan
het is een wedstrijd
het is een wedstrijd
en het gaat maar tegen één man

en toen ie eindelijk keek was alles al voorbij...


Beste Cultuurvrienden van Poperinge Beste Cultuurvrienden, partners in de misdaad, En dus hebben ze mij de prijs voor Cultuur van de Stad Poperinge gegeven. Merci daarvoor, dat doet deugd. En het komt op een goed moment, nu ik gepensioneerd ben, want in onze maatschappij die door economie wordt voortgedreven schijnt een mens zich vooral te moeten identificeren met zijn werk. Mensen zeggen hun naam en dan wat ze doen, wat ze doen van werk: arbeider, onderwijzer, advocaat of dokter. En dus zou ik mij voortaan moeten voorstellen als gepensioneerde en in een door economie voortgedreven maatschappij betekent dat dat je oud en uitgerangeerd bent en jawel, dat heb ik effectief al mogen ervaren dat dat zo is. Terwijl, een mens is toch meer dan zijn job, een mens doet toch meer dan wat hij doet om zijn brood te verdienen? Hij is zoon of vader of allebei, misschien ook grootvader of kleinkind, hij voetbalt of gamet, hij leest of schildert, hij zingt of klust, hij danst of tuiniert. Toch? 

Zo zegt deze cultuurprijs, tenzij het ook een soort oeuvreprijs is en een hint om er stilaan mee te stoppen, maar dat lijkt zo niet; dus zegt deze cultuurprijs dat ik misschien ook een beetje schrijver, verteller, speler, muzikant of podcastmaker mag zijn. 

Ook fijn aan deze timing is dat ik deze prijs mag ontvangen van een stadsbestuur waarvan we weten dat het ook de volgende zes jaar in dezelfde coalitie deze stad mag bestieren. Een geruststelling dat je weet dat er verder wordt geïnvesteerd in cultuur: in Kunstenfestival Watou, in een kunstacademie en een heuse podiumzaal én in het socio-culturele middenveld omdat dit bestuur staat voor een warme stad voor oude en jonge Poperingenaars, voor oude en nieuwe Poperingenaars, links waar het moet en rechts waar het mag.Want ik ben ervan overtuigd dat in een wereld waarin hufters en bullebakken het steeds meer voor ’t zeggen krijgen, een warme stad, dorp, wijk of straat het enige antwoord is dat wij als burgers kunnen bieden. 

Papa kijk dan? Het is een wedstrijd die je niet winnen kan. En dan gaat het natuurlijk niet alleen over die biologische vader, ook al is het niet te ontkennen dat je als het kakkernest van zes altijd het gevoel had dat je moest roepen om gehoord of gezien te worden. Maar het gaat hier over cultuur en die was er als het ware al van bij de geboorte. Mijn wieg stond in een kamer vol boeken en zo waren er verschillende in ons huis. Eén heette zelfs gewoon bibliotheek. Mijn vader richtte in de jaren ’60 het Davidsfonds Heuvelland op, een vereniging die cultuur bracht naar Reningelst, Westouter, Loker en Dranouter. Als kind zag ik Theater Antigone en Theater Het Appeltje van Ivonne Lex, Gerard Vermeersch, Miel Cools, Miek & Roel, Elly & Rikkert, Dimitri Van Toren, Willem Vermandere, allemaal passeerden ze en deden ze ons dromen. In het bestuur van Davidsfonds Heuvelland zaten Franks vader en later moeder en Joosts vader. Bloedend Hart is niet toevallig een duo dat Nederlandstalig chanson zingt. Nog een beetje wachten tot die fusie met Heuvelland rond is en dan mag je ook die cultuurprijs hier komen afhalen. Mijn moeder was een minnares van de taal. Opgegroeid in dezelfde parochie als Guido Gezelle, had ze voor die dichter een aparte voorliefde, maar ze hanteerde als volksmeisje uit St.-Anna het algemeen Nederlands vrijwel accentloos. 

De muziek kwam bij jongens in Reningelst actief in ons leven tijdens de zanglessen van Robert Barbry, met zijn vlammend rode accordeon waar zijn stentorstem moeiteloos bovenuit blafte. In de jaren ’60 richtte hij een kinderkoor op en het is uit die jaren dat ik, tot vandaag, het woord Supercalifragilistic Expialidotion zonder verpinken of stotteren kan zeggen en zingen. In het St.-Stanislascollege gaven ook leraren les die verder keken dan de leerstof, die het woordje humaniora ernstig namen, jongens opvoeden tot rijke mensen, rijk zonder enige economische connotatie natuurlijk: Maurice Vandekerckhove, Mark Gekiere en Willy Denoulet. Ik koester nog altijd het Atomaschriftje waarin ik alle literaire teksten die we van Willy kregen, plakte: Chaucer, Shakespeare, Keats, Shelley, Coleridge, Worthsworth, Lord Byron, Dickens tot zelfs James Joyce, allemaal passeerden ze de revue. En dan waren er natuurlijk de dictielessen van Jacques Lesage en Roger Deraedt, die de geest van Gerard Vermeersch wakker hielden en ons lieten beseffen dat de taal, de spraak, de stem een fantastisch instrument en wapen is. 

En toen ging ik naar Leuven, waar de wereld openging, in alle richtingen en betekenissen, de ene al properder dan de andere, het ene al meer gepast om door te vertellen aan de volgende generatie dan de andere. Daarna ging ik mijn burgerdienst doen en kwam ik bij een echte culturele leermeester terecht, bij Jozef Deleu in Rekkem. Als jonge kerel had Jozef het Frans voelen oprukken vanuit Moeskroen en Komen richting Menen en Wervik. Het maakte van hem een flamingant. Toen mijn moeder als tienermeisje uit Brugge naar Ieper verhuisde en ze naar de zogenaamde Roesbrugge Dames naar school ging, was de voertaal op de speelkoer nog overwegend Frans. In zo’n Vlaanderen leefde de generatie voor ons dus. De Vlaamse strijd was geen bruin-nationalistische strijd maar een sociale en culturele strijd. Toen Deleu dertig jaar na de vastlegging van de taalgrens en de eerste staatshervormingen zag hoe zelfgenoegzaam, zelfingenomen en bekrompen de Vlaamse politici met hun zogenaamde vrijheid omsprongen, onder het motto “Wat we zelf doen, doen we beter”, werd hij voorgoed de luis in de pels van al wie zich in Vlaanderen met cultuur en cultuurbeleid inliet. Wat we zelf doen, doen we niet per se beter en via Jozef kreeg ik een afkeer voor de middelmaat. Deleu verketterde elke vorm van mediocriteit. Ik was er nochtans gevoelig voor, als zoon van een dokter in een klein dorp, zoon van ingeweken Westhoekers, nam ik als vanzelf een houding aan om zo min mogelijk op te vallen. Doe maar gewoon, ze bekijken je zo al scheef genoeg. We leerden ons licht onder de korenmaat te zetten (voor wie die Bijbelse uitdrukking nog kent) en we kweekten een soort valse bescheidenheid aan... Dankzij mijn burgerdienst bij Ons Erfdeel durfde ik te streven boven de middelmaat. 

En die visie werd zeker doorgetrokken in mijn eerste echte werk: Huize Malegijs in Kemmel. Jan Hardeman was een visionair denker zonder weerga, maar de pleinvrees van de Westhoekse kanunniken was gigantisch,  lokale politiekertjes waren bang voor zijn branie, voor zijn revolutionaire kijk op het platteland en ze zetten alle zeilen bij tot in alle kabinetten, parlementen en politieke achterkamertjes in Brussel om de man en zijn opbouwwerk stokken in de wielen te steken. En dat is ze nog gelukt ook en sommigen zijn er tot op vandaag nog trots op ook. Maar God, wat is het soms aandoenlijk als je nu ideeën en beleidsnota’s leest van regionale en provinciale platformen en intercommunale samenwerkingsverbanden over de ontwikkeling van het platteland. Ze verkondigen ideeën als hadden ze ze zelf uitgevonden, maar in de jaren ’70 en ‘80 hoorden we die al rond de krakkemikkige vergadertafel van Huize Malegijs in Kemmel. Het was er wonderlijk werken, maar het betaalde niet. Ik moest een paar jaar geleden zelfs ontdekken dat er maar een deeltje van werd erkend voor mijn pensioen, maar goed. Middelmaat werd er in elk geval nooit nagestreefd. 

Later zouden er nog fijne leermeesters en mentoren zijn bij de radio en daarbuiten, maar laat ik maar terug tot de essentie van vanavond komen, de cultuurprijs van de stad Poperinge. Ook hier, in een kleine stad, aan de rand van het land is de verleiding groot om al tevreden te zijn met de middelmaat. Me zyn hier nie in Gent of Antwerp’m, wi. Doe mo geweune. Gelukkig waren en zijn er mensen die daar durven voorbij te kijken. Denk maar een Guido Haerinck, Gwij Mandelinck, die Watou niet te onnozel vond om er Claus of Kopland of Jan Hoet naartoe te halen. Denk aan Flor Barbry die met arbeiders en boerendochters een toneelgezelschap in het leven riep dat de hele Westhoek naar het theater zou lokken, jaar na jaar. Denk aan Alfred den Ouden en Kristien die met hun folkclub De Zon in Dranouter en hun eerste eendagsfestivalletje in 1975 de oorsprong van het grootste muziekfestival van de provincie vormden. Je ziet dat ik die fusie in mijn hoofd al helemaal gemaakt heb hè... 

Maar ook bij de stad zijn er altijd mensen geweest die naast toerisme of sport ook in cultuur een bron zagen om Poperinge enig bovenlokale betekenis te geven. Sylvain Deboutte was hierin zeker een pionier. Een beetje later werd Bart Wemaere de eerste cubeco van de stad en hij zocht middelen om van de zwaktes kansen te maken (zoals dat heet in SWOT-analyses, van je weaknesses opportunities maken, ken je die newspeak?). Poperinge had (en heeft nog altijd) geen behoorlijke podiumzaal, dus ging Bart op zoek naar zolders, kelders, tuinen en woonkamers om muziek en kamertheater te programmeren. Wat later werden, onder impuls van wijlen Katrien Hinderyckx, gebiedswerker van de provincie, de theaterwandelingen in het leven geroepen. En na een paar toeristische passages op de cultuurdienst (laat ik ze zo maar noemen) is er nu Matthias. Ik heb het bij mijn afscheid aan de kunstacademie al eens gezegd: bij Matthias valt een nieuw idee nooit op een koude steen. Hoe gekker hoe liever zelfs. Matthias is zo iemand die een brainstormvergadering opent met de zin: “Peis mor eki zot” en een half jaar later staat daar dan zoiets als De Toekomststraat, waarmee we toch weer een beetje grenzen hebben verlegd op theatergebied. 

Om maar te zeggen: je kan wel een cultuurprijs krijgen voor je eigen verdiensten, maar er zijn zoveel schouders waarop je staat om zelf een heel klein beetje boven het maaiveld uit te komen en er zijn zoveel mensen van doen om je dan ook te kunnen tonen of laten horen in dat veld. Marijke, die me de tijd en ruimte geeft om mijn creatieve duivels te ontbinden en die me liefdevol begroet ’s morgens als een nieuw idee me bijna de hele nacht uit de slaap heeft gehouden. Mijn kinderen. Met alle vier stond ik ooit al op een podium, met de ene al vaker dan de andere en hun leefwerelden blijven ons mateloos inspireren. Op toneelvlak zet ik de jongste tien jaar nog een project op zonder dat eerst af te toetsen bij zoon Kobe. De Vlaamsche Vrienden in Reningelst of nu Toneelgroep Watou Westhoek die je het vertrouwen geven om met een eigen tekst of vertaling aan de slag te gaan,  de mensen van de Kinderbrouwerij die de ouwe af en toe nog eens een ideetje laten lanceren en er dan ook volop in meegaan, Johan van uitgeverij Bibliodroom die tegen alle marktcijfers in toch koppig af en toe literatuur wil uitgeven, Benny van Madoc of Hedwig en Chloé van Musée Benoit De Puydt in Belle die erop vertrouwen dat het werken met audio mij nog altijd in de vingers zit en erin geloven dat dat museaal een verrijking kan zijn, Dries, Jean-Marie, Bavo, Joost, Frank en vele andere muzikale vrienden die mijn beperkte vaardigheden op mijn instrument toch weten in te passen in hun wondere wereld van noten en maatstrepen. Merci daarvoor. En bij elk van hen herken ik dat streven om geen vrede te nemen met de middelmaat. Is het resultaat dan nooit middelmatig? Oh ja, natuurlijk en dat is eigenlijk ook niet erg. Het resultaat mag middelmatig zijn, maar het streven mag dat nooit zijn. Dat is het verschil tussen cultuur en economie. Het hoeft niet op te brengen. Als het dat wel doet, is het mooi meegenomen, maar falen betekent geen failliet. 

Ik bedank dus de stad Poperinge voor deze cultuurprijs en ik steek het nieuwe beleid graag een hart onder de riem om boven de middelmaat uit te stijgen, voor de Vroonhofsite, voor de herbestemming van de OLV-kerk, voor het kunstenfestival Watou of wat daar om het jaar voor in de plaats zou komen en voor het hele culturele middenveld.

  Aan die cultuurprijs hangt ook een geldprijs van 500 euro vast die de prijswinnaar het liefste opnieuw investeert in cultuur. Ik heb nog wel een stuk of 5 kortere theaterteksten liggen die om één of andere reden nog nooit gespeeld zijn geraakt en ik heb de toelating gekregen om een fantastisch en ontroerend Iers toneelstuk te vertalen of ik heb nog een bundeltje verhalen voor rode oortjes liggen, misschien moeten we daar een kleine, prikkelende, bibliofiele uitgave van maken, Johan. Of er broedt al zolang het idee om mijn muziekpodcast Het Orgeltje van Yesterday eens voor een levend publiek met livemuziek te brengen. Enfin, de kans dat die geldsom alleen maar wordt opgedronken is niet groot, al weet je natuurlijk nooit. Cultuurvrienden zijn doorgaans op dat vlak ook hele slechte maten. 

Een zanger is een groep, ik hoop dat dat inmiddels duidelijk is. En daarom wil ik graag eindigen met een lied waarbij jullie een stukje van het refrein meezingen. En ’t is niet dat ik jullie onderschat, je publiek onderschatten is de beste manier om zelfs de middelmaat niet te halen, maar ik heb de tekst toch vrij simpel gehouden. De tekst is oe – oe -oe. En het gaat zo.

 HET GAAT NIET OVER (naar Henny Vrienten) 

Het gaat niet over cijfers 

Het gaat niet over geld 

Het gaat niet over bezit 

Maar over wie voor jou het allermeeste telt 

Het gaat niet over woede 

Het gaat niet over haat 

Nee, het gaat niet over afgunst 

het gaat om wie jou in je waarde laat 

Het gaat niet over leeftijd 

Het gaat niet over lust 

Het gaat niet over de mooiste 

Het gaat om wie je't allerliefste kust 

En het gaat niet over 

Nee het gaat niet over 

Nee het gaat niet over 

Het gaat niet over aanzien, 

Het gaat niet over roem, 

Het gaat niet over een prijs 

Over  wat jij voor een ander zou willen doen 

Het gaat niet over goden 

Of waar jij in gelooft 

Het gaat niet over helden 

Maar of iemand doet wat hij je heeft beloofd 

Nee het gaat niet over de regisseur 

en niet over de juiste kleur 

en zeker niet over de directeur 

nee het gaat om wie met jou een passie deelt 

Het gaat niet over 

Nooit nooit over 

Nee het gaat niet over 

 het gaat om wie met jou een passie deelt