De onderwijzisering van het Deeltijds Kunstonderwijs

Morgen buigt, op uitnodiging van de Vlaamse Onderwijsraad, al wie betrokken is bij het deeltijds kunstonderwijs zich over het decreet over dat onderwijsniveau. Het zal op 1 september precies 5 jaar bestaan en het is aan een evaluatie toe. Wim Chielens zit als gepensioneerd directeur van een academie voor deeltijds kunstonderwijs (met name de Kunstacademie Poperinge) niet langer mee aan tafel. Hij maakt hieronder wel de evaluatie van het decreet, of liever hoe het na de invoering ervan mismeesterd wordt.    ik ben maar een koele minnaar van het feit dat de kunstopleidingen in Vlaanderen deel uitmaken van het departement onderwijs.  Cultuur zou zoveel meer de natuurlijke biotoop zijn. Ik heb in die 17 jaar dat ik in het dko heb gewerkt de onderwijzisering hand om hand zien toenemen. De paperasserij, de controleerdrift en het structuurfetsisjisme kent zijn grenzen niet en de planlast voor directies heeft een dergelijk Gargantuesk volume bereikt dat het klinkt als een Kafkaiaanse klucht als je het aan mensen van buiten het onderwijs vertelt. De decreetschrijvers hadden het echt niet zo voor ogen in de jaren 10. Daarom hebben wij er vanuit Poperinge ook zo enthousiast aan meegeschreven. Er zou meer autonomie komen voor de academies en er zou meer rekening gehouden worden met de leervraag van de leerlingen. Maar toen het inhoudelijke werk af was, zijn ambtenaren op het departement onderwijs (met inspecteurs, verificateurs en andere mierenneukeurs als uitvoerders) in zo’n danige kramp geschoten dat ze werkelijk alles weer in regeltjes, structuurtjes en schemaatjes zijn gaan gieten. Ze werden daarbij gretig bijgestaan door de onderwijskoepels die hun bestaansrecht zagen vergroten omdat die simpele directeurtjes in alle uithoeken van Vlaanderen er al lang niet meer aan uit kunnen. Het zijn de stielbedervers in vele sectoren en dus ook in het kunstonderwijs die met hun zelfingenomenheid goeie mensen van de werkvloer, in ons geval uit de klas en het atelier, wegjagen. Eén van de belangrijkste taken van ons directeurs in het dko is dan ook geworden om je team te behoeden voor al die reglementitis, om hen niet met die papierschijterij op te zadelen, dikwijls door als directeur zelf veel papier te kakken. Je moet veel courage hebben als directeur om het met je team nog eens te hebben over waar het in essentie om draait op de academie: over mensen enthousiast maken en hen te begeleiden in de mooiste missie die er bestaat: de wereld een beetje mooier maken. In deze tijden waarin het neoliberalisme hoogtij viert en ook àl zijn uitwassen openbaart, groeit de waarde alleen maar van zo’n volstrekt onnuttige ambitie als het creëren van schoonheid. Het dko moet een dam opwerpen tegen het marktgeobsedeerde denken. Daarom wil ik bij mijn pensionering mijn oud-collega’s een hart onder de riem steken. Laat je niet pramen, blijf dat pleidooi voeren voor onnuttigheid, voor economische irrelevantie, verzet je ertegen dat mensen de output van jullie opleidingen afmeten aan diploma’s en beroepskeuzes. Lach ermee met die zogenaamde beroepskwalificaties die we moeten afleveren aan onze afstudeerders. Het is toch ronduit belachelijk dat wij een beroepskwalificatie moeten aflevering die heet “amateurkunstenaar”!  Snoer ze de mond, de ambtenaartjes die orakelen: “weten is meten”. Nee, verdomme, in de kunst is meten een doodzonde en is twijfelen de start van het proces. Ik heb geen idee waarover de relativiteitstheorie gaat, maar Einstein heeft een veel belangrijker uitspraak gedaan: “Not everything that counts, can be counted, not everything that can be counted counts”. Het heeft jarenlang in ’t groot in mijn bureau gehangen en ik heb het laten hangen voor mijn opvolgers. Stuur ze wandelen de dames en heren die vragen tot wat het dient, dat gepruts in onze ateliers en op onze podia. Precies daartoe, meneer, mevrouw, het gepruts om het gepruts, omdat we er mooiere mensen door worden en in ’t beste geval komt er nog iets moois uit dat we willen delen met andere mensen op tentoonstellingen, voorstellingen en concerten. Maar zelfs als dat er niet van komt, kijken mensen op een andere manier naar de wereld als ze een paar uur per week met muziek, dans, beeldende kunst of theater bezig zijn. Daar ben ik heilig van overtuigd. Als morgen mijn oud-collega’s en vooral mijn geliefde leerkrachten en hun collega’s mee aanschuiven bij de VLOR, laat het dan in godsnaam gaan over hoe we mensen naar een hoger niveau kunnen tillen in hun passie voor het maken van schoonheid en niet over het onderwijscurriculum met een batterij aan leerdoelen die broodnodig moeten behaald worden, omdat het dko nu eenmaal tot het departement onderwijs behoort.